Het is niet onze bedoeling de geschiedenis te herschrijven van al de communicatiemiddelen die de mens gebruikt heeft sinds hij op de aarde verschenen is. Laten we het houden bij de ontdekking van de elektromagnetische golven (in 1887-1888) en de evolutie van het gebruik ervan voor het overbrengen van informatie, van het begin tot nu.
De eerste verbindingen werden tot stand gebracht met gedempte elektromagnetische golven, verwekt door de vonkenbrug van een Ruhmkorff-spoel. Met dergelijke opstellingen werden steeds grotere afstanden gehaald, met als hoogtepunt de overbrugging van de Atlantische Oceaan door Guglielmo Marconi, op 12 december 1901. Vanaf 1901 werden de Engelse oorlogsschepen uitgerust met vonkenzenders. In de daaropvolgende jaren zagen verschillende systemen van gedempte golfzenders het daglicht.
In 1914 was de Franse zeemacht, op enkele uitzonderingen na, nog steeds uitgerust met "ronkende" vonkenzenders, die tussendeks als donderslagen kletterden. De Engelsen en de Duitsers hadden al sinds lang muzikale vonkenzenders in dienst, die beter bestand waren tegen de atmosferische stoornissen. De Duitsers gebruikten bijna uitsluitend de veelvoudige vonkenbrug (Wiess), waarmee in principe een betere afstemming bij de ontvangst mogelijk was. In Engeland bleef Marconi trouw aan zijn rotatieve vonkenbrug, die op de as van de stroomwisselaar was gemonteerd. Voor de ontvangst gebruikte men eerst de ijzervijlselcoherer van Branly. Daarna ontwikkelde Marconi de magnetische detector, terwijl de Franse kapitein Ferrié de elektrolytische detector op punt stelde. Daarop volgde het tijdperk van de galena-detector.
In België ondernam Robert Goldschmidt in 1908, met zijn schoonbroer Maurice Philipson, proefnemingen met draadloze telegrafie. Eerst zendt hij uit vanaf zijn woning in de Kunstlaan 54 te Brussel, naar de koepel van het Justitiepaleis, uitgerust met een ontvangstantenne. Daarna verbindt hij het Justitiepaleis met het koloniaal museum te Tervuren. Vervolgens ontwikkelt hij een netwerk dat ook Namen en Luik omvat.
Gedurende de oorlog 1914-1918 geniet de militaire draadloze telegrafie een aanzienlijke vooruitgang. Na de oorlog zijn die telegrafisten de eerste kern van amateurzenders gaan vormen. Ook onder de bezetting waren er draadloze telegrafisten ondergronds actief. Tot in de twintigerjaren waren het zenden en zelfs de ontvangst van radiosignalen door particulieren verboden en de eerste radioamateurs hadden dan ook geen toelating en werkten als 'piraat'. De enige inlichting, die men over hen kon bekomen, was het roepteken dat ze zich zelf toekenden, namelijk een letter en een cijfer, zoals B7, K2, P2, D2, W2, enz...